Over Montfoort en Linschoten valt veel te vertellen en iedereen in deze gemeente verdient de kans om de boeiende verhalen te ontdekken. Ook toeristen en recreanten willen vaak meer weten over de omgeving waarin ze wandelen, iets komen eten, overnachten of boodschappen doen.
Om de gemeente nog aantrekkelijker te maken, voor zowel de bewoners als de toerist, zijn verhalen geschreven die de geschiedenis van Montfoort en Linschoten vertellen door de ogen van nu. Geschiedenisverhalen die naar het heden worden gebracht, op een leuke en leerzame manier, voor alle leeftijden! De kinderen Else Strick en Roelof de Roover zullen ons nu meenemen door Linschoten en Montfoort, in hun verhalen over vroeger.
Geïnspireerd op Else Strick en Roelof de Roover.
In een ver verleden woonde Else Strick, een dame van stand, op Landgoed Linschoten, en Roelof de Roover, een ridder, op Kasteel Montfoort. Hoewel ze elkaar nooit gekend hebben en in verschillende tijdperken leefden, zijn ze van groot belang geweest voor deze regio.
Familie Strick van Linschoten
In 1637 liet de eigenaar van de polders rondom Linschoten, Johan Strick, een kasteelachtig huis bouwen, het Huis te Linschoten. De familie Strick van Linschoten was een adellijke familie uit Utrecht. Gedurende meer dan 250 jaar (1633-1891) waren zij eigenaar van Landgoed Linschoten. Zij bewoonden het Huis te Linschoten in de zomer als hun buitenplaats, de overige seizoenen woonden zij in hun stadswoningen in Utrecht. Verschillende generaties Strick van Linschoten waren in de mannelijke lijn ambachtsheer van Linschoten en omgeving waardoor ze invloed hadden op de lokale politiek.
Else Strick van Linschoten
De laatste mannelijke erfgenaam, Emil Strick van Linschoten, bleef ongehuwd. In 1849 liet hij zijn bezittingen na aan zijn 15-jarige nichtje Else von Arnim. Zij erfde het Huis te Linschoten en alle gronden behorende aan de ambachtsheerlijkheid Linschoten. Else was de dochter van Betty Strick van Linschoten (de zus van Emil) en haar echtgenoot, de Duitse diplomaat Heinrich von Arnim.
Else en haar vader woonden zo nu en dan op het Huis te Linschoten, ze waren heel vaak op reis. Na haar huwelijk in 1855, bewoonde Else het Huis met haar man Frederik Wilhelm von dem Bussche. Hier zijn ook hun eerste drie kinderen geboren. In 1860 vertrok het gezin naar Duitsland en in 1891 werd het Huis te Linschoten en alle omliggende gronden op een veiling verkocht.
Landgoed Linschoten
Het Huis te Linschoten ligt centraal op het Landgoed Linschoten. Binnen de hekken is het Huis omgeven met waterpartijen in een parkachtige aanleg. Rondom het parkbos en de buitengracht liggen de verpachte gronden. Het geheel beslaat een oppervlakte van meer dan 500 hectare en vormt nog altijd een groene oase in het westen van ons land. Na de verkoop in 1891 werd de Utrechtse familie Ribbius Peletier eigenaar. In 1969 werd het Landgoed Linschoten ondergebracht in een stichting: Stichting Ribbius Peletier tot behoud van Landgoed Linschoten. Nog altijd is de stichting eigenaar en beheerder van zowel het Huis te Linschoten als de omliggende landerijen.
Roelof de Roover
Roelof de Roover was een edelman uit de late middeleeuwen, geboren rond 1350 in een welgestelde en invloedrijke familie uit Utrecht. Roelof werd, rond 1380, door de bisschop van Utrecht aangesteld als burggraaf. Hij kreeg het kasteel van Montfoort in beheer als beloning voor zijn trouw aan de Utrechtse bisschop in de conflicten met de graven van Holland, die, net als de Utrechtse bisschop, ook uit waren op het land in het midden van Nederland. Roelof vestigde zich in het Montfoortse kasteel met zijn vrouw en kinderen.
Kasteel Montfoort
Roelof de Roover wordt als vanzelf geassocieerd met Kasteel Montfoort, een belangrijke vesting in de regio. Dit kasteel werd in de 12e eeuw gebouwd en diende als woonplaats voor de lokale adel en was een verdedigingswerk, voor Utrechtse grond. Het kasteel had strategische betekenis en speelde een rol in de politieke machtsverhoudingen van die tijd.
* Roelof de Roover is gebaseerd op Zweder de Roover
Het kasteel werd generaties lang bewoond door familie De Roover.
Het Land van Strick en De Roover bestaat al honderden jaren alleen niemand wist ervan. En als niemand ervan weet, dan lijkt het ook niet te bestaan. Het bestaat dan niet totdat íemand er iets over weet en dat vertelt aan een ander die het horen wil.
Jij bent nu in het land van Strick en de Roover? Ja jíj, jij die dit leest. Wist je dat?
Else en Roelof wisten het eerst ook niet, maar nu weten ze supergoed dat ze deel uitmaken van het Land van Strick en De Roover. Zij weten het zo goed omdat zij gisteren op de zolder waren bij Oom Toets. Dat is een oom van Else. Het is een beetje een vreemde naam; oom Toets, maar het is een lieve en slimme oom en er zit een heel verhaal achter die naam, dat Else in een volgend verhaal nog wel eens zal vertellen.
Gisteren had Else, Roelof meegenomen naar die muffige stoffige zolder in het hoge huis van oom Toets, in Linschoten. “Er staan daar allerlei kisten, met spullen, oude boeken, muziekinstrumenten en skipakken en fotoboeken”. Terwijl Else het zei zag ze dat Roelof met zijn ogen opzij tuurde en dat hij een wenkbrauw optrok. Hij zag er nieuwsgierig uit. Natuurlijk wilde Roelof daar kijken. En gisteren waren ze dus met oom Toets op de zolder beland.
Als eerste pakte hij een schilderij van een vrouw in een zwarte jurk met een omhoog staand wit kraagje. “Ik heb jullie naar de zolder gehaald, voor precies dit schilderij.”, zei oom Toets, “Want weet je Else, deze dame had veel geld, ze was rijk omdat haar vader een rijke handelaar was. Een van haar voorvaderen had honderden jaren geleden een landhuis in Linschoten laten bouwen. En deze dame heeft daar ook gewoond! Oom Toets hield het schilderij van de dame met de zwarte jurk en het witte kraagje omhoog. “Weet je wat zo leuk is, zij op het schilderij, zij heet: Else Strick!, net als jij”
Else veerde op, keek Roelof aan en met een hand voor haar mond zei ze: ”Hè? Echt waar? Else Strick, net als ik?” weer keek ze naar Roel en ze schoten samen in de lach. “Dat rijmt!”
“In het Rijksmuseum hangt zelfs een schilderij van haar achter-achternicht Charlotte Beatrix Strick van Linschoten, in een prachtige jurk, bij een familiewapen. In het Ríjksmúséúm” Oom Toets zei het laatste woord extra nadrukkelijk.
“Maar dat is nog niet alles.”, zei oom Toets, “Ik weet zelf ook niet hoe ik het heb, want het is zo toevallig dat jullie elkaar hebben leren kennen, jij en Roelof”, zei hij, “Hier heb ik een kopie van een oud document van het kasteel van Montfoort. En nu moet jij goed opletten, Roelof!” zei oom Toets.
Roelof kreeg een kleur; “Oom Toets gaat nu vast iets over hem vertellen! Wat spannend allemaal, al die spullen en al die verhalen!”
Oom Toets zag de kleur van Roelof niet. “In het jaar 1100 was hier helemaal niets alleen maar moeras, zompige, blubberige zachte grond. Het stonk hier en er hing vaak lage witte mist over het land.”
“En muggen? Waren hier veel muggen?” Else kijkt bedenkelijk terwijl ze het vraagt. “Lijkt me wel!” knikt oom Toets.
“In dit document staat dat in de veertiende eeuw een jongen werd geboren op het kasteel van Montfoort.”, vertelt oom Toets. “De vader van de jongen had op het hoogste stuk land een kasteel laten bouwen; de “sterke berg” en hij noemde het “Mons Fortis”. Mons Fortis, werd later Montfoort en zijn zoon noemde hij…”, Oom Toets was even stil en keek in de ogen van Roelof, “Hij noemde die jongen Roelof, Roelof de Roover. Roelof zijn mond viel open van verbazing. “Dit staat precies in mijn paspoort”, stamelde Roelof; “Roelof de Roover”
Roelof de Roover en Else Strick? Else en Roelof keken van elkaar naar oom Toets en weer naar elkaar.
Ja bijzonder, dit land tussen Linschoten en Montfoort is dus het Land van Strick en De Roover. Jullie voorvaderen… Jullie land dus!
“Dat wist ik helemaal niet”, fluisterde Roelof. “Nee, veel mensen weten dat niet en het wordt tijd dat we de mensen gaan vertellen dat ze wonen in het Land van Strick en De Roover. Helemaal nu jullie elkaar gevonden hebben Else en Roelof, Strick en de Roover! Hoe is het mógelijk!” oom Toets schreeuwde bijna.
“Roelof is dus geboren in dat kasteel van Montfoort?”, vroeg Roelof.
Maar oom Toets lette al helemaal niet meer op Roelof en hoorde alleen zichzelf nog maar. Hij was op gestaan om een trompet te pakken. “Het is raar maar waar, jongens, ik heb hier zoveel spullen die verwijzen naar het land van Strick en de Roover. Hier, neem nou deze trompet daar liepen ridders mee over de stadsmuur van Montfoort. Hij gooide een kist open: “kijk een tinnen bierpul, nog origineel uit het wapen van Linschoten, je weet wel dat oude café naast het bruggetje. En hier dit jurkje is van een meisje dat opgesloten heeft gezeten op het kasteel van Montfoort, toen het daar de meisjes tuchtschool was. Oom Toets werd helemaal wild. Ik ga jullie meenemen naar de Scheve toren, de smalle straatjes en de kroontjesboog van Linschoten. En ik neem jullie mee naar molen de Valk, de schandstenen aan de poort en het Oude Stadhuis in Montfoort.”
Nu gaat Roelof rechtop zitten. Het Oude Stadhuis, daar kun je lekker lunchen en dineren, hij is daar vaak genoeg geweest.
Maar oom Toets bedoelt dat hij wil vertellen wat daar allemaal gebeurd is en wil laten zien dat er een antiek schilderij hangt. “Er is zoveel te zien, te proeven en mee te maken in het land van Strick en de Roover.” zegt oom Toets. “Dat moeten jullie weten, iedereen die hier woont moet dat weten, maar jullie helemaal!”
Dan ziet oom Toets een stok liggen. Het is een soort fakkel. “Niet te geloven…, de lantaarn van de stadsomroeper ligt hier!” Ik zal jullie straks eens vertellen over de stoker van het Land van Strick en De Roover. Eerst naar beneden en wat drinken! Else Strick en Roelof de Roover”
“Roelof, moet een ridder geweest zijn! Mijn naam is van een ridder!” De wangen van Roelof gloeien. “Ik ben een ridder! Een echte ridder!!” denkt Roelof, maar hij slikt het in en zegt het niet.
“Hé mam”, zegt Else, “Roelof vraagt of ik straks wil picknicken, mag dat?” “Jawel”, zegt Elses moeder, “Leuk! Als jullie dan afspreken bij Landgoed Linschoten, kunnen jullie daar allebei naartoe fietsen. Als Roelof zo ver mag, dan hè?” Else weet allang dat haar beste vriend wel zo ver mag fietsen. En zo ver is het nou ook weer niet; hij woont in Montfoort.
“Ik maak wel lekkere bosti’s voor jullie, dan kunnen jullie dat bij de picknick eten!” Else glimlacht. Dat is bijna het allerlekkerst dat ze kent; een tosti gemaakt van een wit bolletje met kaas. Een bosti. Elses moeder lijkt nog enthousiaster over de picknick dan Else zelf. “Wat een leuk idee weer van Roelof.”, zegt ze, “Ik heb zelf ook zin in een picknick met bosti’s, maar ik ga niet mee hoor. Gaan jullie maar lekker zelf!”
Roelof is op de fiets gestapt met een rugzak vol met lekkere picknick-dingen en is op weg naar Landgoed Linschoten. “Dan zoeken we daar een plekje voor dat picknickkleed van jou.”, had Else door de telefoon gezegd.
Dat ze na een uur pas bij het Landgoed hadden afgesproken, was Roelof heel goed uitgekomen. Zo kon hij nog naar het winkeltje onder molen de Valk om stroopwafels te kopen. Hij had de pinpas van zijn moeder meegekregen en moest van haar twee pakjes stroopwafels en een pak pannenkoekenmeel meenemen. “Een pakje stroopwafels voor jullie picknick en één voor mij. Lekker voor bij de thee! En als jullie klaar zijn met de picknick, fietsen jullie maar een eindje en dan bak ik vanavond molen-pannenkoeken voor jullie!”
Behalve dat Roelof de man van het molenwinkeltje zo aardig vindt, vindt Roelof het altijd machtig om in de molen te zijn, als de wieken draaien. Steeds als hij uit school fietst kijkt hij vanuit het stadspark naar de Montfoortse stadsrand. Sowieso een mooi gezicht. Als eerste kijkt hij of molen ‘de Valk’, de wieken voor de wind heeft gezet. Vandaag waait het. Roelof had gezien dat de molenaar de doeken op de wieken had gespannen. “Ze draaiden nog niet; de wieken! Maar dat gaat zo wel gebeuren.”, dacht Roelof, “want het waait!” Roelof had gelijk gehad en geluk! Toen hij de stroopwafels ging kopen, draaiden de machtige wieken. In het winkeltje kon je dat goed horen en goed zien.
Snel fietste Roelof terug naar huis. Hij zwaaide naar de eigenaar van het Oude Stadhuis. “Wat een haast, Roelof de Roover!” had de eigenaar geroepen, “Er wacht zeker een vriendinnetje ergens op je?”
“Ja, boeien!” had Roelof terug geroepen. Maar Roelof wilde niet te laat komen. Snel fietste hij onder de IJsselpoort door en smakte zijn fiets tegen het net opgeknapte brugwachtershuisje. Roelof kon zich altijd maar moeilijk voorstellen dat tante Yvonne, vroeger, in dat hokje zat en de brug bediende! Wat een geweldig bijbaantje!
Hij bracht een pakje stroopwafels en het pannenkoekenmeel bij zijn moeder, boven de ijssalon, en vertrok op de fiets over de brug. “Ik ben weg”, riep hij nog snel naar zijn moeder. En hij fietste over de Hollandse IJssel. Hij was blij dat de brug niet open stond. En nu zat hij dus op de fiets, op weg naar Landgoed Linschoten. Met een kleed, stroopwafels, en de rest van de picknickspullen fietste hij de Doeldijk en de Cattenbroekerdijk helemaal af. Aan het einde linksaf, zo kwam hij snel bij het Linschoten. Over de kleine brug fietste hij het oude dorp in, langs de Ballensnoeperij. Hij wist dat hij tegenover de scheve toren van de oude kerk rechtsaf moest om bij Landgoed Linschoten uit te komen.
Die scheve toren had hij, afgelopen herfst nog met Else beklommen. Toen wisten ze niet dat je de toren helemaal niet mág beklimmen. Nu zou hij dat nooit meer doen. Hij dacht even aan de kastanje die hij bij het schilderij van de eenhoorn had gelegd, ín de scheve toren. Ja! Een eenhoorn-schilderij!, in een kerk! Het had vast ergens mee te maken!
Roelof was allang blij dat hij op de fiets zat, want hij had ook weleens zo’n stuk wandelend af gelegd, met zijn moeder. Toen liepen ze tussen de weilanden door; dat was leuk. Maar Roelof vond het fietsend lekker snel gaan.
Nou goed; dus tegenover de kerk het straatje in en alleen nog rechtdoor. Roelof keek goed uit bij de grote weg. Drie keer heen en weer kijken en als er niets aankomt, dan pas, mag je oversteken.
“Gelukt” dacht Roelof, toen hij aan de overkant van de weg stond. “Recht zo die gaat, voor Landgoed Linschoten.” Hij hoopte dat hij wat eerder was dan Else, dan kon híj de plek voor het picknickkleed alvast uitzoeken en hij begon sneller te fietsen. Wat een lekker weer! De zon scheen fel in de ogen van Roelof en hij kneep zijn ogen een beetje dicht.
Else was allang bij Landgoed Linschoten aangekomen. Het was voor haar dichtbij omdat ze in Linschoten woont. Ze stapte van haar fiets en liep naar de afgesproken plek. Toen ze daar was aangekomen bedacht ze dat ze haar tas met de bosti’s aan haar stuur had laten hangen. Snel rende ze terug naar haar fiets. “Daar na die boom moet ie staan.” Terwijl Roelof nu net bij de afgesproken plek aan kwam fietsen, rende Else achter een boom vandaan naar haar fiets. Roelof, met zijn ogen half dicht, kon haar nog net ontwijken. Zijn fiets slingerde en om niet te vallen, sprong Roelof met een grote zwaai van zijn fiets af. Zijn zware tas trok hem achterover en hij viel in de armen van Else! “Jahoor!”, Else schreeuwde een beetje, “natuurlijk botsen we wéér tegen elkaar aan. Maar…, we zijn niet gevallen! Hoi Roelof! Hoe gaat het?” “Eh, ja….poeh…goed” stamelde Roelof.
Snel zochten ze een plekje in het Linschotense bos. Roelof legde het picknickkleed neer en Else haalde haar bosti’s uit haar tas! “Jaaa!”, riep Roelof, “heeft je moeder bosti’s gemaakt?” “En ik heb appelsap bij me.”, Else zei het terwijl ze haar bosti in haar mond had. “En ik heb stroopwafels”, zei Roelof. ”En oh ja, als we straks uit gefietst zijn, mogen we bij mijn moeder pannenkoeken eten. Van het meel van de molen!” Else zette grote ogen op. “Zinnin!”
“Wist je dat we nu bij het Landgoed zijn, waar Else Strick heeft gewoond?” “Oh ja dat is hier natuurlijk. Zij was rijk en van adel en het landgoed heeft jaren bij de familie Strick gehoord, toch? Zou zij hier ook weleens hebben gepicknickt? Doe je dat nou juist wél of juist niet als je van adel bent?” Roelof nam een hap van zijn bosti.
“Ik denk het juist wél. Mensen van adel houden van picknicken. En zeker op hun eigen landgoed! “Weet je dat het hier eigenlijk een beetje voelt, als mijn landgoed.” Else ging staan, keek plechtig en gebruikte haar meest plechtige stem:
“Het landgoed van Else Strick,
behoort ook aan mij
want ook al ben ik niet van adel,
Else Strick… dat ben ik!”
En ze schoot in de lach. “Kom we fietsen weer eens verder!”
Else en Roelof liepen naar hun fietsen. “We kunnen omfietsen naar Mastwijk en via Heeswijk naar Montfoort of we fietsen rechtstreeks de korte route.” Roelof hoefde Else niet eens aan te kijken om te weten wat haar antwoord was. Hij kende Else inmiddels best goed; Ze houdt van de natuur èn ze fietst niet graag om!
“Wat denk je zelf?” riep Else.
Ze pakten hun fietsen en fietsten de korte route naar Montfoort. “Ik heb een goed idee! We kunnen onze appels aan de geitjes geven bij de kinderboerderij in het Stadspark! Laten we dat doen, Roelof. Please?” Else keek schuin naar Roelof, met een glimlach op haar gezicht.
“Jammer van mijn appel.” Zei Roelof. “Maar er gaat toch niets boven een gelukkige geit?” lachte Else! “Oké!, op naar de gelukkige geitjes!” en Roelof zette zijn voeten nog steviger op de pedalen. “Joehoe…we zijn sneller dan de wind. We zijn er al!”
In het park zag Roelof de perenbomen en er lagen peren onder de bomen. “Laten we díe nemen en daar zo’n geitje gelukkig mee maken! Mijn appel gered!” dacht Roelof.
De geitjes gelukkig en Roelof gelukkig. Nu op naar huis. Else en Roelof fietsten naar het Kasteel van Montfoort, daar moeten ze onder de poort door. “Afstappen”, riep Roelof, “Je mag hier niet fietsen, want hier trouwen vaak mensen en dan kan dit bruggetje helemaal vol staan met trouwgasten. En daarbij is dit het kasteel, trouwens, van Roelof de Roover. Roelof zette een zware stem op en richtte zijn borst vooruit. Hij deed alsof hij een zwaard rechtop naast zijn borst hield.
“Roelof de Roover meldt zich hier bij het kasteel van Roelof de Roover! Leuk toch Else?”
Else schoot in de lach van zijn rare houding. “Nou wat echt leuk is”, zegt Else, “is dat we nu gefietst hebben door ons eigen land; het Land van Strick en de Roover! Het blijft bijzonder dat we precies hetzelfde heten als mensen die hier honderden jaren geleden ook woonden! Ook al kenden ze elkaar niet; Else Strick heeft echt op Landgoed Linschoten gewoond en Roelof de Roover echt hier, op het kasteel”
“Jaaa! Dat is natuurlijk zo!”, mijmerde Roelof. “Het land van Strick en de Roover! Óns land van Strick en de Roover”
“Hé, maar wat denk je?”, terwijl ze het zei, trok Else een wenkbrauw op, “Zou de moeder van de Roover al een pannenkoek klaar hebben?”
“Dat weet ik niet.”, zei Roelof, “Maar ik weet wèl dat ik nog twee appels in mijn rugzak heb zitten en dat ik ongelofelijk veel zin heb in een appelpannenkoek!”
Na de kasteelpoort fietsten Else en Roelof langs de Commanderije van Sint Jan. Na het Oude Stadhuis naar rechts, naar de deur van het huis van Roelof. Mevrouw de Roover zwaait de deur open. “Else, Roelof! Kom binnen.”
”Mammie…, koekenbakker…, Roelof de Roover en Else Strick melden zich…, voor een appelpannenkoek!”
“Prima”. Lachte mama, “Hier zijn twee schorten en daar staat het beslag. Ik wil graag een kaas-pannenkoek met lekkere dikke stroop en ik noem dat de pannenkoek van Strick en de Roover! Roep maar als ie klaar is!”
Meestal als het zo heet is als vandaag, springt Else in het water achter haar huis. Maar vandaag mag dat niet, heeft haar moeder gezegd. “Absoluut niet!” zei haar moeder streng, “er zit blauwalg in het water, heel gevaarlijk!” Jammer want Else houdt juist zo van het gevoel van de zachte klei op de bodem. Als je er wat harder op gaat staan, voel je het zachte slib zo tussen je tenen glibberen.
Else ligt nu dan maar op haar rug, op het gras en staart naar de wolken. “Wat nu?’, denkt ze, “Pff… het is zelfs te heet om te denken!”
“Hier”, zegt Elses moeder en ze houdt een 10-badenkaart boven het gezicht van Else, “ga maar lekker naar het Knopenbad. In dit portemonneetje zit geld voor een ijsje en de moeder van Jet is daar ook. Ze heeft me net geappt of je ook komt.”
“Jaaa!” Ze springt op en vliegt haar moeder om de hals.
Het Knopenbad in Montfoort is nog best ver fietsen want ze woont in Linschoten en er is altijd wind op Cattenbroek, dat weet ze ook wel. Ze kijkt eigenlijk wel uit naar wat koele wind; op de fiets vang je altijd iets meer wind dan op het gras in de tuin. Lekker! Daarbij kan ze meteen even bij het eendennest kijken. Die eend was laat dit jaar met zijn nest en nu is het ook nog zo warm. Gisteren waren ineens alle eieren uitgebroed en zwommen er zomaar tien kuikens door de lange Linschoten.
Else weet heel goed dat je eenden beter geen brood kunt voeren en gisteren had ze al wat kleine wormen opgegraven en in een potje met grond gedaan. “Op weg naar het zwembad, neem ik dat potje meteen mee.”, denkt Else.
Bikini, handdoek, twee vlechten en het pierenpotje in de tas met de strikjes. Else trekt haar fiets tussen alle andere fietsen uit de schuur en zwaait naar haar moeder. “App de moeder van Jet maar dat ik on my way ben.”, roept Else, “doeg!”
Ze fietst vlug en ze heeft gelijk; er staat een beetje wind op de Cattenbroekerdijk, heerlijk! Ondanks het lekkere windje, mindert Else een beetje vaart. “Waar was dat nest nou? Iets verder, bij dat hoge gras! Ja daar moet het zijn. Ineens ziet Else het rijtje kuikentjes in het water, achter de moedereend. Ze springt van haar fiets, legt haar fiets zachtjes in de berm, pakt het pierenpotje uit haar strikjestas en loopt heel voorzichtig door het hoge gras naar de plek van het nest. Ze draait het potje alvast open en terwijl ze door haar knieën zakt, tuurt ze over het water op zoek naar de kuikens. Ze zijn zo snel weer ergen anders. Haar ene knie raakte de grond.
“WAAAAAHAHHHAAAA!”, in het hoge gras kijkt ze ineens in de ogen van Roelof, hij heeft zijn helm op!
“WAHAAAAAAAAAAAAH!”, schreeuwt ze! “Wat doe jij hier?”
“Stttt, zachtjes!”, zegt Roelof. Er is hier een eendennest met 10 kuikentjes, weet je, en ik kom even kijken hoe het gaat. Het nest was zo laat, dit jaar.”
“Ooh neee!”, jammerend kijkt Else naar haar potje, “Ik kom ook voor dat nest en die kleintjes. Maar doordat jij hier zit, met je stomme helm, heb ik mijn pierenpotje laten vallen! Alle wormen zijn eruit.”
Roelof grijpt nog precies één worm en stopt hem in Elses glazen pot. “Zo, die heb je nog!”
“Kom je ook die moedereend voeren?” “Ja, maar dan wel met wormen.” Hmm hmm, weet ik”, zegt Roelof, “niet met brood.” “Nee niet met brood, dat gaat gisten in die eendenmaag, maar ja veel wormen heb ik nu ook niet meer.” En lachend kijkt Else naar Roelof. “Waarom heb je eigenlijk zo’n rode helm op?” Else kijkt met een opgetrokken neus naar het hoofddeksel van Roelof, “Is het niet veel te warm voor zo’n ding?” ”Jawel, maar ik denk zo minder op te vallen voor de dieren en het geeft me het uiterlijk van een strijder, snap je?” Met een ondeugende blik kijkt Roelof naar Else en ze snapt ineens dat hij een geintje maakt. Ze lacht.
“Nee, kijk, ik ben natuurlijk uitvinder. Jong, maar wel uitvinder. En in deze helm heb ik een kleine ventilator gebouwd op batterijen. Met deze helm is het lekker koel op dit soort warme dagen, begrijp je? Hier! zet ‘m maar eens op je vlechtenkop!”
Weer moet Else lachen en ze zet de helm op haar vlechtenkop. Het is inderdaad heel lekker fris en knap bedacht. “Ik heb die vlechten omdat ik naar het Knopenbad ga, dan gaat mijn haar niet in de war, begrijp je?” Roelof kijkt haar guitig aan. “Ik ga mee!”, zegt hij vrolijk, “wil je mijn verkoelingsapparaat ophouden, of kunnen die vlechten daar ook niet tegen?”
“Mijn vlechten kunnen er wel tegen, maar dat ding vliegt zo van mijn hoofd. Kijk maar…”Else schudt nee. De helm blijft recht terwijl haar hoofd ruig van links naar rechts beweegt. “Hier, doe je eigen koelelement zelf maar op!” en ze geeft de helm terug.
Ze pakken hun fiets en rijden richting het Knopenbad. Over de brug gaan ze naar links. Onder de boompjes stopt Roelof plotseling. “Stoppen! Ik pak even een zwembroek en een handdoek. Wacht je of zie ik je in het zwembad?”
“Eh ja ik wacht wel even…”
En Roelof rent bij de IJssalon naar binnen.
“Het blijft apart; iemand die boven de ijssalon woont!” denkt Else. In haar hoofd zegt ze dan op een deftige toon: “Een héérlijke plek om te wonen!” En ze moet lachen om zichzelf.
Nog voordat ze verder kan denken, staat Roelof alweer voor haar neus. “Mijn abonnement, zwembroek èn twee ijsje! Let’s go!”
“Roelof, jij woont ècht héérlijk!”